Padel speel je altijd in dubbelspel, dus 2 tegen 2.
Het speelveld is 10 bij 20 meter en omringd door glas en hekwerk, het verschil tussen de twee wanden leggen we hieronder verder uit.
Gebruik een specifiek padelracket en padelballen zodat je racket niet kapot gaat.
Tijdens het spel moet je het koordje van het racket om je pols.
Draag padelschoenen (vergelijkbaar met tennisschoenen), schoenen zonder reliëf zorgen voor uitglijden en valpartijen.
READY TO SERVE!
De eerste service sla je vanaf de rechterkant.
Serveren doe je onderhands (beneden je heup) nadat de bal de grond heeft geraakt.
De service moet diagonaal in het servicevak van de tegenstander stuiten, let erop dat je het net niet raakt.
De bal mag na de stuit tegen het glas komen, maar niet tegen het hekwerk.
Je krijgt voor iedere service 2 kansen.
HET SPELVERLOOP
De bal moet eerst (maximaal één keer) de grond raken voordat het hekwerk of de glaswand geraakt wordt.
De bal mag niet voor de tweede keer op de grond stuiten.
Het glas of het hekwerk mag wel meerdere keren geraakt worden voordat de bal wordt teruggespeeld.
Bij het terugspelen van de bal mag je kiezen om de bal via het glas terug te spelen of hem te volleren.
De bal mag het hekwerk niet raken voordat hij over het net komt.
Je mag zelf het net niet aanraken.
PUNTENTELLING
Het scoreverloop bij padel is hetzelfde als bij tennis, namelijk 15, 30, 40 en game. Bij deuce (stand 40-40) moeten twee opeenvolgende punten worden gescoord om de game te winnen.
Padelwedstrijden zijn meestal “best-of-three”. Dat betekent dat je twee sets moet winnen met twee games verschil.
Bij een stand van 6-6 wordt een tiebreak gespeeld, die gaat tot zeven gewonnen punten met twee punten verschil.